Kennisbank

<< Terug naar het overzicht

Bestuurdersaansprakelijkheid

Juridisch framework

Algemeen
De bestuurders van een rechtspersoon kunnen onder bepaalde omstandigheden aansprakelijk gesteld worden. Dit kan zowel intern, door de rechtspersoon zelf, als extern, door een derde. Een derde is dan belanghebbende bij de rechtspersoon, zoals bijvoorbeeld een schuldeiser. Indien een bedrijf failliet gaat als gevolg van het onbehoorlijk handelen van zijn bestuurders, is het onder omstandigheden mogelijk om deze bestuurders als derde aansprakelijk te stellen voor de geleden schade als gevolg hiervan. Een dergelijke mogelijkheid staat de gemeente uiteraard ook ter beschikking. Onder dit kopje zal nader op deze zogenaamde 'externe bestuurdersaansprakelijkheid' worden ingegaan.                              

De externe bestuurdersaansprakelijkheid kan op twee verschillende gronden worden gebaseerd. Allereerst is dit mogelijk op grond van art. 2:248 BW, dat ziet op zogenaamd 'onbehoorlijk bestuur'. Daarnaast is het mogelijk een vordering te baseren op grond van art. 6:162 BW, de onrechtmatige daad. Van belang is hierbij op te merken dat er niet altijd sprake dient te zijn van een officiële bestuurder. Ook personen die zich praktisch als bestuurder gedragen binnen de vennootschap kunnen aansprakelijk gesteld worden. Hieronder zal op beide mogelijkheden worden ingegaan.

Externe bestuurdersaansprakelijkheid

  • Onbehoorlijk bestuur (art. 2:248 BW)
    Indien er sprake is van een failliete vennootschap, zal art. 2:248 BW van toepassing zijn. Indien de gemeente schuldeiser is van een dergelijke vennootschap kan men zich niet langer op het vermogen van de rechtspersoon verhalen. De externe bestuurdersaansprakelijkheid kan dan een mogelijkheid zijn deze vordering alsnog te voldoen. Het is voor de curator mogelijk de bestuurders van de vennootschap aansprakelijk te stellen op grond van zogenaamd 'kennelijk onbehoorlijk bestuur'. Hiervan is volgens art. 2:248 BW sprake indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Belangrijk is hierbij op te merken dat dit 'kennelijk onbehoorlijk bestuur' niet de enige oorzaak voor het faillissement hoeft te zijn. De maatstaf die hierbij gehanteerd wordt is die van een 'redelijk denkend bestuurder'. De curator zal aannemelijk moeten maken dat een redelijk denkend bestuurder in de desbetreffende omstandigheden niet zo zou hebben gehandeld als zich heeft voorgedaan. Omstandigheden die het 'kennelijk onbehoorlijk bestuur' doen vermoeden, behoudens tegenbewijs, zijn bijvoorbeeld het niet deponeren van de jaarrekening of het ontbreken van een deugdelijke administratie.
  • Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)
    Waar 'kennelijk onbehoorlijk bestuur' slechts door de curator kan worden ingeroepen, is het voor derden zelf mogelijk een beroep te doen op onrechtmatige daad. Er dient de bestuurder dan een 'persoonlijk ernstig verwijt' te kunnen worden gemaakt. Een dergelijk beroep is bijvoorbeeld mogelijk indien een bestuurder bepaalde verplichtingen is aangegaan op het moment dat hij reeds wist dat de vennootschap deze niet na zou kunnen komen. Daarnaast kan een onrechtmatige daad zich voordoen indien bijvoorbeeld verhaalsmogelijkheden door een bestuurder op enigerlei wijze worden gefrustreerd.

Relevante jurisprudentie

  • HR 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2053 (Panmo)
    Ernstig verwijtbaar handelen is geen voldoende grond om kennelijk onbehoorlijk bestuur aan te nemen op grond van artikel 2:248/138 BW. Voor het aannemen van hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders bij faillissement geldt een zwaardere maatstaf dan voor de interne bestuurdersaansprakelijkheid van 2:9 BW.
     
  • HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 (Beklamel)
    Een bestuurder is aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad, wanneer hij de rechtspersoon een overeenkomst heeft laten sluiten met een derde terwijl hij wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de rechtspersoon niet (tijdig) zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de door die wanprestatie veroorzaakte schade die de derde als gevolg daarvan lijdt.
     
  • HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen)
    Een bestuurder kan op grond van art. 6:162 BW naast de vennootschap aansprakelijk gesteld worden voor de schade van een crediteur van de vennootschap indien zijn handelen of nalaten als zijnde bestuurder ten opzichte van de crediteur in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Men kan spreken van een dergelijk ernstig verwijt indien vast komt te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde handelswijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
     
  • HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881 (Spaanse Villa)
    Bij een normschending door iemand die óók bestuurder van een vennootschap is, gaat het er om of de betrokkene bij de verweten normschending heeft gehandeld in de hoedanigheid van bestuurder. Is dat het geval, dient hem een persoonlijk ernstig verwijt te worden gemaakt voordat hij – naast de vennootschap – aansprakelijk kan worden gehouden. Heeft de betrokkene bij zijn normschending niet gehandeld in de uitoefening van zijn taak als bestuurder, dan kan hij persoonlijk aansprakelijk zijn als hij een op hem rustende zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden.
     
  • HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 
    Verduidelijking van het Spaanse Villa-arrest. In geval van onrechtmatig handelen bij de taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, is de desbetreffende bestuurder slechts persoonlijk aansprakelijk voor de schade die de wederpartij lijdt ten gevolge van wanprestatie of een onrechtmatige daad van de vennootschap indien die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

 

 

 

Aandachtspunten

  • Ook als niet-zijnde officiële bestuurder van een vennootschap kan men onder omstandigheden worden aangesproken. Men moet zich binnen de vennootschap dan praktisch gedragen als bestuurder.
  • Voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder jegens een derde, dient deze bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt te kunnen worden gemaakt. Slechts het vermoeden van een persoonlijk ernstig verwijt is hierbij niet voldoende. 
    HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:470 (Eisers / TMF c.s.)

De inhoud van deze kennisbank is met alle zorgvuldigheid opgesteld. Van belang is echter op te merken dat bij het opstellen hiervan geen volledigheid is beoogd; de gegeven informatie is geen juridisch advies. De juridische beoordeling zal altijd afhangen van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de specifieke feiten van uw zaak. Het is dan ook van belang er rekening mee te houden dat deze kennisbank slechts een algemene schets is; gebruikers van de website kunnen aan de gegeven informatie dan ook geen rechten ontlenen. Raetsheren en CMS helpen u graag verder bij de beoordeling van uw geschil.

Raetsheren tracht de in deze kennisbank opgenomen wet- en regelgeving actueel te houden. Er dient echter rekening te worden gehouden met het feit dat zich recente ontwikkelingen kunnen voordoen die nog niet in deze kennisbank zijn opgenomen, maar wel invloed kunnen hebben op uw zaak. Hierdoor is het noodzakelijk uw zaak altijd te laten beoordelen door een expert. Raetsheren en CMS helpen u hier graag mee verder.